Het oudste marktonderzoekinstituut van Nederland (deel II
):
1955-1988 Door
Janny Lok.
De geschiedenis van Research lnternational
begint in 1938 bij de oprichting
van het instituut voor Huishoudelijk
Onderzoek (IHO), een onderdeel van het Unilever-concern.
H.Th.Vreede was de eerste directeur die tot
l965 de scepter zwaaide. In het februari nummer van ONDERZOEK kwam zijn rol
uitgebreid aan de orde. Daarna ontwikkelde het IHO zich tot het
zelfstandige Research lnternational
Nederland (RlN), een bureau dat sinds
1986 wordt geleid door Lex Olivier (zie het december nummer 2000 van
ONDERZOEK). Over de periode 1965 tot l980 sprak Janny Lok met negen direct
betrokkenen Zij kwamen bijeen in de bakermat Rotterdam en Janny Lok noteerde
hun lotgevallen.
1965-1975 'De blik
naar buiten. De periode Cohen'
Ten tijde van de discussies over de
wenselijkheid de afdeling marktonderzoek een meer commerciële koers te laten
varen werkte Fred Cohen op het hoofdkantoor van Unilever. Hij kende het IHO en
de heer Vreede goed, onder andere door zijn vroegere functie als hoofd
marktonderzoek bij Lever's Zeep Maatschappij (LZM ). Niet zo onlogisch derhalve
dat de directie hem verzocht de leiding op zich te nemen van het IHO-'nieuwe
stijl'. Deze nieuwe stijl hield in de praktijk in dat de zogenaamde
'derdenmarkt' opengebroken moest worden en dat er waar mogelijk bezuinigingen
moesten worden doorgevoerd. Voor wat betreft de derdenmarkt had de directie
luid en duidelijk re kennen gegeven dat geen acquisitie gevoerd mocht worden
bij met Unilever concurrerende ondernemingen in directe en indirecte zin. Dat
betekende dat niet alleen een groot aantal productie-bedrijven geen plaats
kregen op de potentiële klantenlijst, ook distributiebedrijven als Albert Heijn
en dergelijke vielen door deze verbodsbepaling af.
Allemaal Topmensen
Fred Cohen begon medio 1965 aan zijn nieuwe
taak. Fred Cohen: "Gemakkelijk was het zeker niet. Maar er zat een team
mensen dat deze nieuwe richting zeer positief
benaderde. Frans Tummers werkte er in die tijd, ik heb een hele goede
Unileverman uit Spanje kunnen terughalen en Gerie van Veldhoven heeft een
aantal jaren bij ons gezeten. Tot hij benoemd werd als hoogleraar aan de Universiteit
van Tilburg. Ernst Koster zat er en Koos Blacquière kwam er op een gegeven
moment bij. Allemaal topmensen, daar bofte ik mee. En verder had ik de
mogelijkheid gekregen om als ik dat noodzakelijk vond, mensen van buiten aan te
trekken. Een novum binnen Unilever. Je moest namelijk altijd eerst 'binnen'
kijken of er geschikte kandidaten rondliepen. Ik wilde met name het
kwalitatieve onderzoek binnen het IHO versterken en plaatste een advertentie.
Daar reageerde Ton Oosterhuis op. Ik was meteen zeer onder de indruk van die
man. De directie sputterde tegen (Ton had een socialistische achtergrond en was
ook al wat ouder). Men vroeg zich af of dat nu wel een verstandige keuze was,
maar ik wist hen te overtuigen door op te merken dat we immers hadden besloten
een geheel andere richting in te slaan en dat het aannemen van een man als Ton
daar naar mijn mening heel goed in paste. Men zwichtte en Ton kwam. Een gouden
greep. Ton was geweldig, een enorme aanwinst. Goed in kwalitatief, maar ook
goed met computers. Schreef prachtige rapporten. Ton was journalist en schreef
ook kinderboeken, zoals je misschien wel weet. Het was voor de groep als geheel
ook verfrissend, een man van buiten erbij.
Een reclamecampagne lag klaar om de
buitenwereld te laten weren dat we voortaan niet langer exclusief voor
Unilever-bedrijven werkten. Die campagne is nooit geplaatst, want tot onze
verbazing hadden we vanaf de start onze handen vol. Van het uitvoeren van
projecten voor interne opdrachtgevers. De hoofden marktonderzoek bij deze
bedrijven kwamen behalve voor kwantitatief onderzoek ook steeds vaker voor
kwalitatieve projecten bij ons en we hadden met Berry Rutten (in die tijd hoofd
marktonderzoek bij van den Bergh en Jurgens) overeenstemming weten te bereiken
om hun testwagens voortaan door ons te laten exploiteren. Er werd keihard
gewerkt, maar de groei van de derdenmarkt verliep hierdoor aanzienlijk trager
dan we graag hadden gezien.
Ja, en dan die kostenbesparingen. Om een zo
hoog mogelijke kwaliteit te kunnen garanderen had de heer Vreede een tiental
enquêtrices een vast dienstverband aangenomen. Deze dames waren continu bezig
met enquêteren en controleren van het consumenten panel. Een uitstekend, maar
zeer kostbaar systeem. Een van mijn eerste en grootste bezuinigingsmaatregelen
bestond er uit dit systeem te vervangen door een parttime werkend corps van
enquêtrices. Dat was een pijnlijke, lastige en zeer tijdrovende operatie.
Van de bureaubemanning die ik bij mijn komst
aantrof, heb ik niemand hoeven ontslaan, behalve de secretaresse van de heer
Vreede. Daar kon ik absoluut niet mee opschieten. Voor haar in de plaats kwam
Magda Hoebe, die op het hoofdkantoor werkte. Dat is iemand waar.je elke oorlog
mee kunt winnen, daar heb ik bijzonder plezierig mee samengewerkt. Zij werd directie-secretaresse
maar ze nam ook al snel allerlei personeelstaken van mij over. In dit verband
wil ik graag ook even Harry van Breemen noemen. Hem heb ik in 1968 gevraagd de
verantwoordelijkheid voor de financiën op zich te nemen. Hij begon aan die taak
op 1 januari 1969. Die man heeft zich niet alleen voortreflelijk van z'n taak
gekweten, maar heeft inmiddels ook een opmerkelijke carrière gemaakt. Hij is nu
financieel directeur van Research lnternational Nederland.',
We maakten er nooit een show van.
De deelnemers aan het groepsgesprek typeren
deze periode als: "De blik naar buiten". Meer 'specifiek: 'De
overgang ging geleidelijk. Je kunt natuurlijk ook niet een drastische ommezwaai
verwachten als de crew praktisch gelijk blijft". Er kwamen op den duur
leuke nieuwe klanten binnen. Ik herinner me Molnlycke, de Nederlandse
Spoorwegen, Philips. Dat maakte het wel anders dan het was"; 'Als ik aan
die tijd terugdenk vind ik wel dat Fred Cohen een lastige taak had. Hij moest
veel en mocht weinig. Zijn mandaat was zoiets als een blind paard vragen harder
gaan lopen".
"Een belangrijke verandering vond ik dat
we meer contract kregen met andere bureaus, met concurrenten dus. Ik heb de
beste herinneringen aan de voetbalwedstrijden die we jaarlijks tegen Interact
(het huidige GfK Nederland B.V. te Dongen, JNL) speelden.
In deze periode hebben we ook voor het eerst
concurrenten uitgenodigd als we een feestje hadden. We traden duidelijk iets
meer naar buiten met de producten die we in de loop der jaren hadden
ontwikkeld. We hadden een heel arsenaal, alleen geen klant wist dat. We maakten
er nooit een show van. Wij hadden bijvoorbeeld al een psychometer in de jaren
vijftig. maar we verzuimden het aan de markt mee te dele. Dat werd langzaam
maar zeker anders". Degenen onder de discussianten die in deze periode
onderzoek inkochten voor de Unilever-dochters waar ze werkten, merken in dit
verband op dat Fred Cohen hen als 'echte klanten' behandelde ("Fred vroeg
me op een gegeven moment of ik met hem ging lunchen, mijn oren vielen bijna van
mijn hoofd. Dat was ongekend. Fred Cohen vond dat bij een nieuwe koers ook een
nieuwe naam hoorde. Hij besloot een prijsvraag onder het personeel uit te
schrijven, die gewonnen werd door de statisticus van het instituut (Wim Malta).
Die stelde SOCMAR voor (Social and Marketing Research). Op 1 januari 1971 werd
deze naam officieel in gebruik genomen. Als rechtspersoonlijkheid werd
aanvankelijk gekozen voor de NV-vorm. Later vond een omzetting naar een BV
plaats. Voor contacten met het panel en het testcentrum werd besloten de naam
IHO te handhaven.
Als ik Fred vraag zijn functioneren te
beoordelen, zegt hij: "lk heb verreweg de meeste tijd besteed aan het
managen van het instituut. Ik deed zelfweinig onderzoek. Misschien wel te
weinig, maar ik vond het belangrijker om de mensen te motiveren en te overtuigen
van het belang er met z’n allen een succes van te maken. Niet scoren voor
jezelf, maar scoren ter meerdere glorie van het hele bedrijf. Veel mensen waren
niet gewend klantgericht te denken en de begeleiding van dat proces heb ik
naast noodzakelijk ook bijzonder leuk gevonden."
Langzaam maar zeker kreeg men grip op de
derdenmarkt. En toen - in 1974 - werd Fred Cohen ernstig en langdurig ziek. Na
zijn herstel werd hem door zijn arts geadviseerd een minder stressgevoelige
baan te nemen.
Dat werd secretaris van de directie van
Unilever-Nederlands. Terug naar het Hoofdkantoor dus. Op 1 december 1975 nam
Fred afscheid van Socmar. Frans Tummers werd zijn opvolger. Fred over deze
periode: "Ik wist dat ik maar beter naar mijn arts kon luisteren. Ik was
eerlijk gezegd ook wel een beetje uitgekeken op die functie. Had het tien jaar
gedaan inmiddels. Maar mijn beslissing niet terug te gaan heeft zeker ook te maken met het feit dat Frans
Tummers mijn opvolger werd. Frans werkte al bij Socmar, zat in 1974 bij RBL
(Research Bureau Limited, de naam van het Engelse 'Socmar' in die tijd, JNL) en
deed het daar uitstekend. Ik vond het de ideale man om leiding te gaan geven
aan Socmar. En last but nor least: de nieuwe functie die mij werd aangeboden
leek mij erg interessant."
Samen blikken we terug. Dan zegt Fred:
"Ik zou zo graag tot stand hebben willen brengen dat we als Socmar nog wat
losser van Unilever waren komen te staan. Vooral in zaken als honorering en het
financieel stimuleren van mensen. We zaten muurvast aan het Unilever
salariëring systeem.
Mensen voor een individuele prestatie belonen
in financiële zin was absoluut onmogelijk. Dat heb ik vaak als een handicap gevoeld.
Vergeet niet dat er in die jaren allerlei marktonderzoekbureaus werden
opgericht. En daar was dat allermaal wel mogelijk, ik keek daar soms wel met
jaloezie naar.
In de tien jaar dat Fred Cohen leiding gaf
aan het instituut is de omzet sterk gestegen. De winstcijfers tonen daarentegen
een zeer wisselend verloop. Ongeveer een vijfde van de gemiddelde omzet over
die periode gerealiseerd uit de derdenmarkt.
1972 -1972 Rotterdam, Centrum van Europa, ofwel “de
periode Eileen Cole”.
Ter wille van de chronologie even een
uitstapje buiten de grenzen van ons land. Binnen het Unileverconcern groeide
inmiddels sterk de behoefte aan internationaal vergelijkbaar marktonderzoek. De
concerndirectie besloot dat er een overkoepelende Internationale organisatie
moest komen met niet alleen adviserende, maar vooral ook uitvoerende taken. In
1972 werden de directeuren van de vier belangrijkste Unilever-onderzoekbureaus
in Europa uitgenodigd naar Londen te komen om hierover te worden geïnformeerd.
Het ging om Socmar (Nederland), IVE (Duitsland), Seced (Frankrijk), SUMA
(België) en vanzelfsprekend RBL (UK).
Tijdens die bijeenkomst werd hun medegedeeld
dat (en waarom) er een internationale manager zou worden aangesteld en dat deze
persoon hiërarchisch gezien hun baas zou worden. Het werd Eileen Cole, tot dat
moment directeur van RBL in Londen.
Tussen Nederland en Engeland - in 1929 de
'stichtingslanden' van het Unilever concern - bestond vanaf het begin een
bepaalde mate van (gezonde) rivaliteit. In dit geval bestond die er uit dat
wanneer de nieuw gekozen manager uit Engeland/Londen kwam, het vestigingsland
van de nieuwe overkoepelende organisatie Nederland/Rotterdam behoorde te zijn.
Verder speelde het argument dat Rotterdam
voor de andere Europese vestigingen gemakkelijker te bereiken was dan Londen
ook een rol in de keuze van de vestigingsplaats. En zo werd Rotterdam het
'Centrum van Europa' en arriveerde Eileen Cole in december I972, vergezeld van
twee van haar medewerkers, als de superbaas van het Unilever marktonderzoek in
Rotterdam.
Fred Cohen hierover: "Dat gebeurde in
mijn tijd. Wij kregen onze superbaas in huis Maar ze was bijzonder aardig en
zeer deskundig, dus dat viel allemaal wel mee.
Bij onze mensen heerste aanvankelijk wel een
beetje het gevoel van: “hè, moet dat nou”, een Engelse baas en dan nog wel een
vrouw!, Maar dat ging snel over. Ze kwam met haar
secretaresse en een collega-onderzoeker.
Beiden hele aardige mensen, die ontzettend hun best deden zich aan te passen
aan de Nederlandse verhoudingen. Eileen zelf was natuurlijk heel veel op reis.
Behalve de vier grote instituten, waren er ook nog zes kleinere. Gevestigd in
Denemarken, Zweden, Spanje, Portugal, Italië en Oostenrijk. Eileen wilde dat de
directies van al deze bedrijven en bedrijfjes in staat waren om succesvol te
opereren op de derdenmarkt. In haar ogen voldeden de directies van de
instituten in Duitsland en Frankrijk niet aan deze eis. In no time had ze deze
personen vervangen. Ze wist precies wat ze wilde."
Een steengoede tante
Er kwam ook een naam voor deze overkoepelende
club: European Market Research Group (EMRC). Jaren later werd deze naam
gewijzigd in Research International.
De vier grote instituten ontmoeten elkaar
eens per kwartaal. Er werd bij die gelegenheden niet alleen aandacht besteed
aan organisatorische zaken en werkprocedures, maar vooral ook aan hc
uitwisselen van kennis omtrent onderzoekmethoden en technieken. Nieuw
ontwikkelde producten werden daar gepresenteerd en aan alle betreffende landen
ter beschikking gesteld.
Eens per jaar kwamen de kleinere instituten
erbij. Cohen: "Ik heb het ervaren als een verrijking. En het leek ook een
goed marketingverhaal te zijn. Klanten waren behoorlijk onder de indruk van
deze internationale samenwerking. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we heel
wat kinderziektes hebben moeten meemaken, voordat de vergelijkbaarheid van de
verschillende nationale gegevens redelijk probleemloos verliep. "
Fred Cohen, is duidelijk een fan van Eileen
Cole: "Ik heb vanaf dag een in mijn functie als directeur van Socmar aan
Eileen gerapporteerd. Het was een steengoede tante. Als zij er niet was
geweest, hadden wij hier vandaag echt niet met elkaar aan tafel gezeten. Dan
was er allang geen Socmar meer geweest. Ze moest dat Europese verhaal helemaal
alleen doen. De verliezen liepen in de miljoenen.
Overal mooie omzetten, maar winst, ho maar.
Ze wist te saneren, zonder te demotiveren. Medio 1977 ging Eileen Cole met haar
crew terug naar Engeland. Het aantal Unilever onderzoekinstituten had zich in
de vijf jaar dat Eileen Cole de scepter zwaaide behoorlijk uitgebreid en de
groei was niet beperkt gebleven tot Europa. Rotterdam mocht dan wel een
geschikte plek zijn als centrum van Europa, maar miste, aldus de directie van
het Unilever-concern, de allure van 'centrum van de wereld'. Dit epitheton
paste beter bij Londen. De constructie (een overkoepelende organisatie waaraan
alle landen-instituten verantwoording schuldig waren) bleef ongewijzigd. Eileen
Cole bleef tot haar pensionering in 1985, maar nu opererend vanuit Londen, de
'superbaas' van de Unilever-marktonderzoek organisatie worldwide. Bij de
verkoop van 'haar' organisatie – een jaar later - is zij niet meer betrokken
geweest.
1975 - 1986: De doorbraak
Frans Tummers begon in 1975 aan zijn nieuwe
functie als leider van Socmar en dat heeft men geweten. De langdurige
afwezigheid van Fred Cohen (vanaf zijn ziekte in 1974) had het instituut geen
goed gedaan. Er werd nog steeds goed werk afgeleverd, maar het instituut
dobberde wat stuurloos rond en de aandacht voor zaken als winstgevendheid liet
nogal te wensen over. De derdenmarkt kon ook wel een nieuwe impuls verdragen.
Frans: "lk trof een bureau aan met veel potentie en weinig structuur. Ik
riep de mensen bij elkaar en vertelde hun dat ik er zeker van was minder van
marktonderzoek af te weten dan zij, maar dat ik wel iets begreep van
organiseren en verkopen en dat ik van plan was daar dan ook maar mijn aandacht
op te richten. Maar alleen met hun volledige support. Het was een prima club.
Ze hebben het niet gemakkelijk met me gehad, maar de sfeer was er een van
volstrekte openheid en loyaliteit. Ik heb een team gevormd samen met Ernst
Koster en Ton Oosterhuis en we hebben vervolgens het hele bureau ondersteboven
gekeerd.
Iedereen werkte keihard. We trokken een
aantal nieuwe mensen aan. Ik denk bijvoorbeeld aan Hans Lang, Loet Magnin en
Paul Schweitzer.
We zijn van de Coolsingel terug gegaan naar
het Vasteland. Daardoor zat heel Socmar weer bij elkaar. Die verhuizing was
overigens niet alleen daarom een goede move. Tegenover ons pand was de Jungle
Bar en daar smeedden we al onze snode plannen! Centraal stond: ondernemer
worden, winst maken. En als ik dat nu zo allemaal vertel dan moet ik vooral
denken aan mensen zoals Gretha van der Pas. Iemand die op elk moment klaar
stond, pakken ponskaarten verwerkte, daar prachtige tabellen uit toverde, die
dan nog van alle kanten klopten ook. We kochten al snel een elektronische
sorteermachine om het haar en haar afdeling wat gemakkelijker te maken. De
rapporten zagen er niet uit. En dat is toch je belangrijkste visitekaartje. We
kochten een heel duur en chic kopieerapparaat, waardoor we de rapporten een
facelift konden geven. En last but not least: we gingen zeer actief de
derdenmarkt op.
Daar was een zo breed mogelijk pakket aan
producten voor nodig. Daar moesten we dus voor zorgen. Sommige van onze
Unilever-klanten beweerden dat
Marktonderzoekbureau Interview een hele goede Omnibusservice had, waar ze
graag in participeerden. Zoiets hadden wij niet. Dus gingen wij op bezoek bij
Interview, sloten een deal en participeerden voortaan in hun weekomnibus (1.000
waarnemingen). Konden we tenminste niet meer uitgespeeld worden door die
Unilever-boys. Het was een fantastische tijd. Met z'n allen er keihard
tegenaan, dat was de mentaliteit en daar deed iedereen aan mee."
Deze doorbraakperiode wordt ook gekenmerkt
door een komen en gaan van directeuren. Frans Tummers vertrok in 1977 naar de
Parijse vestiging. Berry Rutten volgde hem op en ging vervolgens (in 1979) naar
de HES in Rotterdam. Daarna werd het roer een aantal jaren op voortreffelijke
wijze vast-
gehouden door respectievelijk Michael Roe en
Jon Wilkinson. Onder het bewind van Jon Wilkinson vond in 1986 de verkoop van
de gehele Unilever-marktonderzoekorganisatie aan de Ogilvy Group Inc. New York
plaats.
Een heftig huwelijk
Het verhaal over de geschiedenis van het
oudste marktonderzoekbureau van Nederland is niet compleet zonder stil te staan
bij de overname van Anjo Schreuder B.V. uit Amsterdam. Dat gebeurde in 1977,
tijdens het directeurschap van Frans Tummers. Frans: "Paul Schweitzer, een
meester in kwalitatief onderzoek ging weg, de reclamewereld in. Ton Oosterhuis
kon de kwalitatieve kar niet alleen trekken en ik zocht dus naar uitbreiding,
die een beetje anders moest zijn, een beetje glamour moest hebben. Zoiets kon
dus alleen maar uit Amsterdam komen. Amsterdam stond in het wereldje bekend om
zijn grootse recepties en uitheemse catering. Als we dat zouden kunnen
combineren met een uitstekende onderzoeker, dan zou dat een goede move zijn. En
zo kwam ik in contact met Anjo Schreuder. Het was ook voor haar een goed
moment, want ze stond voor de keus: neem ik er een projectleider bij of ga ik
aansluiting zoeken bij een bestaand instituut. Het contact leidde tot een aantal
spannende en langdurige onderhandeling sessies in Amsterdam, waarbij gegeten en
vooral gedronken werd. En dan moest ik daarna nog terug naar Krimpen. We kwamen
uiteindelijk tot een akkoord, sloten een deal voor drie jaar. En toen kwam ik
de Unilever cultuur tegen. Er werd mij gezegd: 'Frans, of wij nu Philips of
mevrouw Schreuder acquireren, dat maakt absoluut niets uit. Je zult door alle
procedures heen moeten.' Overleg met de centrale ondernemingsraad, alles moest
volgens het boekje. Anjo had vanaf het allereerste begin grote moeite met de
Unilever cultuur en dat werd er niet beter op toen ze merkte dat ze met
allerlei administratieve rompslomp te maken kreeg.
Doorberekenen van overheads vond ze onzinnig
en onterecht en toen duidelijk werd dat ze haar - zwart betaalde - glazenwasser
op moest zeggen was de boot helemaal aan. En net toen alles een beetje in een
wat rustiger vaarwater begon te komen, kwam ik met mijn mededeling dat ik naar
Parijs ging. Ze was woedend, voelde zich door mij verraden. Maar ja, het was
niet anders. Ik zou deze periode zo willen samenvatten: het was een
kortstondig, heftig en hartstochtelijk huwelijk!"
De vrouw van één miljoen
Van de drie jaar die contractueel met Anjo
waren vastgelegd was er nog niet eens één om. Berry Rutten, opvolger van Frans
Tummers over het vervolg: 'Anjo was natuurlijk een fantastisch onderzoeker. Het
liep allemaal als een trein. Ik weet nog goed dat ze op een gegeven moment een
miljoen omzet had gedraaid. Moet je je even voorstellen: Praktisch in haar eentje
en in die tijd. Iedereen vond het geweldig. We noemden haar 'de vrouw van één
miljoen' en we bouwden een feestje. Maar het mentaliteitsverschil bleef en ik
heb daar natuurlijk ook behoorlijk mee te maken gekregen. Toen de termijn van
drie jaar om was, heeft ze het contract niet verlengd. Tijdens het bewind van
Michael Roe is (in 1980) de samenwerking beëindigd. Michael belde mij - ik zat
toen bij de HES - met de vraag een opvolger voor Anjo te zoeken. Als een
headhunter heb ik toen gesprekken gevoerd met naar mijn mening in aanmerking
komende kandidaten (onder andere met mij, waarop ik heel beleefd 'nee' zei,
JNL). Uit mijn kandidatenlijstje heeft Michael toen Robert Petrescu
benoemd." Robert heeft de kwalitatieve afdeling in Amsterdam tien jaar
lang (van 1980 tot 1990) geleid. Daarna verliet hij het instituut (inmiddels
Research International Nederland geheten) om met Anjo Schreuder in
maatschapsverband een bureau voor kwalitatief marktonderzoek te beginnen. Voor
Lex Olivier, directeur van RIN, is dit de directe aanleiding geweest de deuren
van de Amsterdamse vestiging van het bedrijf te sluiten.
1986: Unilever verkoop de marktonderzoekdiscipline aan de
Ogilvy Group Inc., New York
Misschien hadden ze het kunnen zien aankomen,
misschien ook niet. Unilever had het reclamebureau Lintas en een aantal andere
zelfstandig opererende afdelingen in de loop der jaren al van de hand gedaan.
Dit had de ogen van de gespreksdeelnemers niet geopend. In 1986 gebeurde wat
niemand voor mogelijk had gehouden: Unilever besluit de marktonderzoek
activiteit af te stoten.
Op 27 juni 1986 schrijft Jon 'Wilkinson, op
dat moment directeur van Socmar, een brief aan alle (oud-) medewerkers van het instituut.
Daarin staat onder andere: 'Unilever en de Ogilvy Group Inc. New York voeren
besprekingen over een mogelijke overname door de Ogilvy Group van Unilevers
marktonderzoekbureaus, die behoren tot haar Research International organisatie.
In Nederland maakt Socmar hier deel van uit. De besprekingen zijn thans in een
stadium waarin mag worden aangenomen dat overeenstemming kan worden bereikt.
Gelijkwaardigheid van arbeidsvoorwaarden wordt gewaarborgd. Wij staan voor een
uitdagende toekomst.' Wim Dik, in 1986 voorzitter van de directie van Unilever
Nederland, verzekert iedereen er van "dat het marktonderzoek binnen de
nieuwe eigenaarsstructuur als een afzonderlijke tak van bedrijvigheid, naast de
traditionele reclame-activiteiten van de Ogilvy Group, zal blijven
voortbestaan."
De deelnemers aan het groepsgesprek hebben
destijds heel verschillend gereageerd op het bericht. Sommigen zagen nieuwe
kansen en mogelijkheden: "Los van Unilever, dat is toch eigenlijk wat we
in ons hart graag wilden. Voor bepaalde interessante bedrijven bleven we toch
altijd 'dat Unilever-bureau"'; "Ik heb het niet als iets naars
ervaren. Het leek me wel een aardig avontuur en ik had meteen het idee dat het
wel eens mooie klanten op zou kunnen leveren. Ik dacht ook: de tijd van
verzekerd zijn van de wieg tot aan het graf is voorbij, misschien maar beter
ook"; "lk vond het fantastisch. Want laten we wel wezen, zo
gemakkelijk waren die Unilever-klanten vaak
niet. Om maar geen andere woorden te gebruiken. Veel eisen en weinig
betalen".
Anderen hadden het er moeilijk mee: "Ik
vond het heel erg. Je bent toch een Unilevermens. En nu was het ineens geen
Unilever meer. Het werd ons ook zomaar pats boem meegedeeld. Ik vond mijzelf
toen al te oud om te gaan solliciteren, maar als ik jonger was geweest had ik
dat waarschijnlijk wel gedaan"; "In 1986 hoefde ik nog maar enkele
jaren tot mijn pensioen. Die wilde ik niet bij een andere eigenaar uitdienen.
Ik wilde geen risico’s lopen. Unilever was een hele goede werkgever, bood nogal
wat faciliteiten. Weet je dat we zelfs een 'Vereniging tot steun bij ziekte'
hadden? Koos Blacquière en Harry van Breemen hebben zich toen sterk gemaakt om
een hele goede vut-regeling op te stellen. Volgens de secundaire
arbeidsvoorwaarden zoals ze bij Unilever golden. Daar heb ik toen gebruik van
gemaakt."
Als ik vraag aan degenen die op hun post zijn
gebleven hoe ze nu aankijken tegen dar turbulente jaar 1986, dan blijkt dat de
verkoop geen radicale koerswijzigingen tot gevolg heeft gehad. Nog meer op de
kosten letten natuurlijk, dat wel, maar
die boodschap hadden we van Unilever ook al vaak ontvangen" en "De
derdenmarkt nam daarna wel sneller toe Het nam kennelijk voor sommige bedrijven
toch een barrière weg.
In 1989 kocht Sir Martin Sorell, destijds de
financiële man van het reclameconcern Saatchi en Saatchi, het bedrijf WPP
('Wire and Plastic Products, een bedrijf dat onder meer winkelwagentjes maakt
voor supermarkten) als vehikel, de totale Ogilvy Group Inc. New York. En zo
kwam Research International in handen van een man die kennelijk veel ziet in
het kopen van marktonderzoek instituten. Want hij bezit ook Millward Brown en
BMRM-International.
CV Deelnemers aan het
interview. Opgetekend door Janny LOK naar aanleiding van haar interviews over
Research International Nederland
Koos Blacquière:
lk ben op 1 september 1955 begonnen bij de heer Vreede,
als assistent van het hoofd van de tabulatieafdeling. Het hoofd was Bob Daamen.
Die was trouwens in alles de rechterhand van Vreede. Na uitstapies op het
hoofdkantoor en Calvé de Betuwe, ging ik - en nu voorgoed - in 1973 als
groepsleider naar Socmar, waar Fred Cohen in die tijd de scepter zwaaide. lk
ben nu hoofd van een van de zes Business Units van Research International
Nederland en maak als zodanig deel uit van het Management Team."
Bob Daamen:
lk ben in 1947 bij de heer Vreede begonnen als tabulator.
Heb vervolgens allerlei baantjes en functies gehad en werd daarna chef
tabulator. lk ben ruim 14 jaar bij Vreede gebleven. In 1961 kreeg ik een aanbod
om bij Lever's Zeep Maatschappij (LZM) als marktonderzoeker te komen werken.
Vanaf dat moment werd mijn positie die van een - hopelijk gewaardeerde - klant.
lk heb met name veel producttests bij de heer Vreede uitbesteed. lk ben bij LZM
gebleven tot mijn pensioen."
Magda Hoebe: "lk ben in 1952 begonnen op de
secretaressekamer van het Unilever Hoofdkantoor. Tijdens het directeurschap van
Fred Cohen ben ik overgeplaatst naar marktonderzoek. Daar was een vacature, die
mij wel wat leek. lk ben achtereenvolgens directiesecretaresse geweest van Fred
Cohen, Frans Tummers, Berry Rutten, Michael Roe, Jon Wilkinson en Lex Olivier.
lk zou een boek kunnen schrijven over stijlen van leiderschap. in 1992 ben ik
met pensioen gegaan."
Guus Kors: "lk ben in 1963 door de heer Vreede
aangenomen als assistent-projectleider. Daarvoor werkte ik al bij Unilever. lk
heb me onder andere vijftien jaar met African and Eastern Trading Co. bemoeid.
lk wist niets van marktonderzoek, maar het leek me wel een interessant vak,
zeker voor een nieuwsgierig mens als ik. lk was eigenlijk een soort manusje van
alles, pakte aan wat nodig was voor het uitvoeren van de projecten. Mijn
eindfunctie was hoofd van de afdeling Research Control. Toen het marktonderzoek
van Unilever verkocht werd aan Ogilvy heb ik gebruik gemaakt van een
afvloeiingsregeling.
Gretha van der Pas:
lk ben op 1 september 1964 begonnen. Werd meteen op de
afdeling tabulatie geplaatst, als aankomend tabulatrice. Niet zo gek, want
rekenen en alles wat daarmee te maken heeft, is mijn passie. Toen ik begon,
tabuleerden we nog met de hand. De vragenlijsten splitsten we in twee stapels:
een stapel met voorkeur voor X en een stapel met voorkeur voor Y. Dan turfden
we per stapeI de codes 'redenen van voorkeur'. Positieve reacties codeerden we
met een groen potlood, negatieve verhalen werden met rood aangegeven. Voor het
percenteren gebruikten we een percenteerboek. Later kwam er een electronische
sorteermachine en nog veel later was daar ineens de computer. ln 1969 ben ik
assistent-chef tabulatie geworden en in 1976 kreeg ik de leiding over de
verwerkingsafdeling.
Berry Rutten:
Berry Rutten:
lk kwam in 1975 als senior projectleider bij Socmar. Dat
noemden ze toen account director. Frans Tummers was op dat moment directeur.
ln1977 ging Frans naar Frankrijk, naar het zusterbedrijf van Socmar aldaar. lk
ben hem toen opgevolgd. Mijn functie heette officieel: Voorzitter van de
Directie van Socmar, herinner ik me nog. Tijdens mijn functies als hoofd
marktonderzoek bij van den Bergh en Jurgens en marketing manager bij lglo heb
ik veel onderzoek uitbesteed bil het Unilever-marktonderzoekinstituut, maar
daarnaast ook veel 'buiten de deur' ingekocht. lk ken het bedrijf dus als
medewerker en als klant. In 1979 heb ik de overstap gemaakt naar de HES in
Rotterdam. Daar heb ik als hoofd van de commercieel-economische afdeling tot
het jaar 1995 geprobeerd economie studenten iets te leren over marktonderzoek
en marketing."
Ton Satijn:
lk kwam op 15 augustus 1963 bij IHO, als chef
buitendienst. lk was onder andere verantwoordelijk voor het consumentenpanel.
lk ben 23 jaar gebleven. Heb het panel in die tijd uitgebouwd tot 12.000
personen. lk vond het werk heel leuk. We deden veel aan panelonderhoud,
verversing etc. lk had de beschikking over een team van enquêtrices, die de
panelleden bezochten en controleerden. Voor ik bij Vreede kwam heb ik op de
reclameafdeling van Unilever gewerkt. Toen Ogilvy in beeld kwam heb ik, net als
Guus Kors, gebruik gemaakt van een afvloeiingsregeling
Frans Tummers:
lk begon bij Socmar in de periode dat onder anderen Gerie
van Veldhoven en Ton Oosterhuis daar zaten. Dat waren mooie tijden. lk was in
feite trainee, maar Fred Cohen vroeg of ik wat langer wilde blijven. Daar heb
ik ja tegen gezegd, op voorwaarde dat ik daarna eenjaar naar RBL (Research
Bureau Limited; het Engelse zusterbedrijf van Socmar) mocht. Dat is ook
gebeurd. Eileen Cole vroeg mij in 1975 - ik zat toen nog in Engeland - of ik
Fred Cohen wilde opvolgen. Dat heb ik gedaan, tot ik in 1977 de overstap maakte
naar Parijs. lk ben nu Voorzitter van de Directie van Unilever Nederland."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten